Passend onderwijs in de praktijk. Een gesprek met twee directeuren.

De eerste ontmoetingen van basisschooldirecteuren Femke van den Brink – OBS ’t Kasteel in IJsselstein – en Henry van Beusekom – cbs Eben Haëzer in Benschop en cbs Immanuel in Lopikerkapel – waren online en toch voelden ze ‘de klik’ vanaf het begin. Gelukkig hebben ze elkaar inmiddels ook live ontmoet. Ze staan hetzelfde in de wedstrijd sinds de invoering van de Wet passend onderwijs in 2014. Sindsdien hebben scholen zorgplicht en moeten ze alle leerlingen een passende onderwijsplek bieden. Ook leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Kinderen gaan, als het kan, naar een reguliere basisschool.

Wat heb je gemerkt van de invoering van de Wet passend onderwijs?

Henry: “Ik werkte als schooldirecteur, net als Femke. Wij verwezen al niet vaak leerlingen naar speciaal onderwijs. Al voor de Wet passend onderwijs was onze denkwijze: wat hebben we nodig om een leerling op onze school te houden?” Femke: “Mijn visie is en was dat het wel heel noodzakelijk moet zijn, wil je een kind van school laten veranderen. Die stap maak je alleen als je het kind op een reguliere school écht tekort doet.” Henry: “Wat ook meespeelt, is dat je een kind vaak uit de sociale omgeving haalt. Het kan niet meer zelf naar school lopen of fietsen en gaat niet meer naar school met vriendjes en vriendinnetjes uit het dorp of de wijk.” Femke: “Klopt, en dat is en blijft een drempel.”

Femke: “Ik denk dat voor ons allebei de verandering niet zo voelbaar was. Wat ik wel merkte, is dat leerkrachten een denkomslag moesten maken. Het is een zorgvuldig proces met gecontroleerde tussenstappen waardoor je de keuze voor speciaal onderwijs heel weloverwogen maakt. We moesten anders gaan kijken en daardoor was de verandering in het gehele werkveld veel meer merkbaar.”

Welke belangrijke veranderingen zie jij sinds 2014?

Femke: “Ik vond het de eerste jaren een uitdaging om mijn formatie rond te krijgen. De zorgzwaarte van leerlingen nam toe, maar mijn beschikbare middelen bleven hetzelfde.” Henry: “Klopt, en dat is gek. Om passend onderwijs goed aan te kunnen bieden en kinderen op de juiste manier te begeleiden, heb je wel de juiste kennis en middelen nodig. Profi Pendi zorgt de laatste jaren dat daar verandering in komt. Wij vonden het dermate belangrijk dat wij altijd al onderwijsassistenten hadden of externe begeleiding inschakelden. Gelukkig hebben we daar nu meer middelen voor.”

Henry: “Wat ik ook een positieve verandering vind, is dat Profi Pendi het directieoverleg terug heeft gebracht. Ik heb mee nagedacht over hoe zo’n overleg vorm kan krijgen en welke mensen je laat participeren. Je kunt niet alle directeuren van alle scholen met elkaar om tafel zetten. We hebben er nu voor gekozen dat elke stichting of vereniging een afgevaardigde stuurt. Het is goed is om dingen af te kunnen stemmen, met scholen voor regulier en speciaal onderwijs. Femke: “Het speciaal onderwijs blijft belangrijk dus het is niet zo dat we oogkleppen hebben opgedaan. In de basis verwijzen we niet meer, maar voor sommige kinderen is het nog steeds de beste plek. Bijvoorbeeld als het gedrag van een leerling invloed heeft op de rest van de groep. Je kiest dan voor een individuele verwijzing in het belang van de groep of je school.” Henry: “En ook als het kind op de reguliere basisschool blijft, hebben we de expertise van scholen voor speciaal onderwijs nodig. Wij moeten als reguliere basisscholen de weg naar hen weten en hen inschakelen voor advies en begeleiding.”

Hoe zie je passend onderwijs terug in de klas?

Femke: “Ik zie een verandering in doorstroom ontstaan. Steeds meer peuters stromen van een speciale peutergroep door naar het regulier basisonderwijs. Wij hebben dit schooljaar vier kinderen die vanuit een speciale peutergroep in onze kleutergroep instromen. En dat gaat tot nu echt heel goed. Ik hoef niet alle zeilen bij te zetten of extra expertise in te schakelen. Het gaat om kinderen die meer aandacht en zorg nodig hebben. Bijvoorbeeld kinderen met een taalontwikkelingsstoornis (TOS). Voorheen stroomden deze kinderen vaak door naar het speciaal basisonderwijs. Omdat we steeds beter samenwerken, kunnen we deze kinderen nu een passende plek bieden op onze school. Voordat we dat doen, observeren we het kind altijd in de peutergroep. Als we twijfelen, schakelen we Profi Pendi in en helpen zij ons te zoeken naar een onderwijsplek die geschikt is. We helpen ouders en het kind altijd bij het vinden van een passende onderwijsplek. Hier of op een andere school, want ook dat is passend onderwijs.”

Henry: “Wij hadden vorig jaar een groep met zeven zwakke leerlingen die lage resultaten behaalden. Zo laag dat ze eigenlijk allemaal in dezelfde groep het schooljaar nog een keertje over moesten doen. Dat bracht ons in een lastige situatie, want zeven kinderen bij een bestaande groep voegen ging niet qua groepsgrootte. Ik heb toen het Onderwijs Expertise Centrum van een school voor speciaal basisonderwijs benaderd. De ambulant begeleider heeft alle zeven kinderen onderzocht en uit de onderzoeken kwamen verklaringen voor de achterblijvende resultaten. Vervolgens hebben we gevraagd of ze met ons mee wilden denken. Samen bekeken we waar de onderwijsbehoeften van deze leerlingen elkaar raken, waar we konden clusteren in aanbod. Zeven individuele leerlijnen neerzetten was niet realistisch, maar een speciaal gezamenlijk programma wel. We hebben in overleg met ouders besloten alle zeven kinderen mee over te laten gaan. We hebben een onderwijsassistent in deze groep ingezet om de leerkracht te ondersteunen bij de begeleiding van deze leerlingen. Ze hebben een eigen programma voor de hoofdvakken rekenen, begrijpend lezen en taal, waarbij de ambulant begeleider hen helpt. Dat is wat mij betreft passend onderwijs, de juiste expertise inschakelen om kinderen binnenboord te houden.”

Het is duidelijk: voor beiden staat vast dat het gaat om kwalitatief goed onderwijs voor álle kinderen. Henry vindt het moment dat ’s ochtends alle kinderen de school binnen komen druppelen het állerleukste. Femke herkent dit, maar geniet ook zo van de momenten in de groep. Ze vindt het fantastisch om leerlingen te observeren en te zien hoe zij zich ontwikkelen.