20 dec Samenwerking met gemeente Nieuwegein: “We denken en doen mee als dat nodig is.”
Vanaf zijn 15e wist wethouder Jan Kuiper al dat hij de politiek in wilde. ‘It runs in the family’, zegt hij zelf. Na zijn studie in ‘93 werd Jan voorzitter van de plaatselijke afdeling van het CDA. Een politiek ambt ambieerde hij in eerste instantie niet. Toch zei hij ja, toen hij in 2018 werd gevraagd om wethouder in Nieuwegein te worden. Met als portefeuille onderwijs en jeugd. Zijn collega Sarah Fürst heeft haar hart haar hele leven al liggen bij jeugdzorg. Werken vanuit de bedoeling drijft haar. Sarah is teamleider onderwijs en jeugd. In die rol is ze nauw bij de praktijk betrokken.
We spreken Jan en Sarah in het moderne stadhuis in Nieuwegein. Het hele gebouw ademt transparantie en openheid. Iets dat ook het gesprek typeert. Het gesprek voert ons langs de taken van de gemeente, de uitdagingen die dat met zich meebrengt, de samenwerking met Profi Pendi en inclusief onderwijs.
Taken van de gemeente
Wettelijk zijn gemeentes sinds de transitie van de jeugdzorg in 2015 verantwoordelijk voor hulp aan jongeren. ‘Vanaf 2018 zegt de raad hier in de stad: “We proberen jeugdzorg zo dicht mogelijk bij jongeren te houden en op die manier aansluitend te laten werken.” Over onderwijs hebben we weinig zeggenschap. Onze taak zit hier meer in afstemming, in overleg. Zo moeten gemeenten bijvoorbeeld een ‘op overeenstemming gericht overleg’ (OGOO) met de samenwerkingsverbanden voeren over hun ondersteuningsplannen. In de praktijk werken we wel veel integraal samen met de scholen en het samenwerkingsverband. Wij gaan niet over wat de beste plek is voor het kind – dat weten de scholen veel beter – maar gaat het over passende ondersteuning op de scholen, dan komt de gemeente wel in beeld,’ legt Jan uit.
Heel dichtbij
Binnen de Lekstoom heeft elke gemeente zijn eigen weg gevonden in hoe zij haar hulpverlening aan jongeren inricht. Sarah legt uit hoe het binnen Nieuwegein georganiseerd is. ‘Wij hebben net zoals bij andere gemeenten sociale teams. Dat is de basis. Onze gemeente heeft ervoor gekozen om ook een speciaal onderwijs- en jeugdteam in te richten. Hierin zitten onder andere de sociaal professionals Jeugd (Geynwijs op school) en de leerplichtambtenaren. Ook die laatsten zijn heel belangrijk in de samenwerking met Profi Pendi en de scholen. Geynwijs op school doet eigenlijk hetzelfde als ieder sociaal team. Ze werken intensief samen met scholen en het samenwerkingsverband. Ze denken en doen mee als dat nodig is. Elke Geynwijs-op-school-professional en leerplichtambtenaar is verbonden aan een specifieke school of scholen. Alles is zo dichtbij mogelijk georganiseerd. Ook hebben ze korte lijnen met de consulent passend onderwijs van Profi Pendi’. Jan benadrukt hierin ook de nauwe samenwerking tussen uitvoering en beleid: ‘Wij koppelen beleid en uitvoering binnen onze gemeente aan elkaar. Zo hebben we binnen onze gemeente de afdeling Maatschappelijke Ontwikkeling, met beleidsmedewerkers die op onderwijs en jeugd actief zijn. Daar varen wij op. Zij werken altijd in nauwe samenwerking met de professionals uit Geynwijs op school.’
De praktijk. Samen passend maken
Op het moment dat het met een kind niet lekker loopt, initieert een intern begeleider op school een MDO (Multidisciplinair Overleg). Daar komen ouders en professionals, ook die vanuit Geynwijs op school rondom het kind samen. Leerplicht zit ook vaak aan tafel, zeker als het gaat om thuiszitters. Sarah: ‘Daar zit ook de kracht. In dat samenwerken rondom het kind. Elke professional draagt vanuit zijn of haar eigen expertise bij.’ Dat het nog even zoeken was, bevestigt Sarah. ‘Het was best een uitdaging om elkaar daarin te vinden. Wat is ieders rol en verantwoordelijkheid precies bij zo’n MDO? Profi Pendi heeft daarin een belangrijke rol gespeeld, door constant te benoemen: “Jongens, het gaat hier vooral om de vraag: wat heeft dít kind nodig?” Dat is echt de kern. Vervolgens kijken we naar: Wat heeft school aanvullend nodig om het kind aan het leren te krijgen? Samen zoeken we naar een integraal plan.’
Volgens Sarah hebben zowel Geynwijs op school, de scholen en Profi Pendi daar een mooie ontwikkeling in doorgemaakt. ‘Scholen zijn steeds beter in staat om het lerende aspect verder te ontwikkelen. En Profi Pendi neemt een duidelijkere rol en positie in. Wat zijn de mogelijkheden vanuit Profi Pendi? Welke laatjes kunnen zij opentrekken? Dat verwoorden zij steeds beter. Vanuit de gemeente kijken wij vervolgens ook: wat kunnen wij nog bedenken? Dat betekent concreet dat er nu echt gekeken wordt vanuit de vraag: Hoe kunnen we het samen passend maken voor het kind.’
Sarah benadrukt hierbij ook de omslag die, ook landelijk, gemaakt is in de samenwerking met ouders. ‘Ouders moeten meer op eigen kracht stappen zetten. Daar moet je ook het gesprek over aangaan. Wat kunnen jullie zelf en waar kunnen we jullie bij ondersteunen? Die ontwikkeling zie ik zowel bij Profi Pendi, gemeenten als het onderwijs.’
Grijs gebied
Nog steeds vallen sommige kinderen buiten de boot en gaan van school naar school, zitten op de second-best-plek of in het ergste geval thuis. Denk aan kinderen met een complexe hulpvraag die hoogbegaafd zijn en/of een angststoornis hebben. Om onderwijs te kunnen volgen, hebben deze kinderen soms hulp van een jeugdbegeleider nodig. Omdat ze dan pas tot leren kunnen komen. Voor deze kinderen zijn er de zogenaamde OZA’s (Onderwijs-Zorgarrangementen). Een goede ontwikkeling. Toch lopen deze kinderen soms vast in het systeem en ontstaat de discussie: uit welk potje moet de ondersteuning gefinancierd worden? Valt dit onder zorg of onderwijs?
Van dat grijze gebied heeft iedereen last. Ook binnen Profi Pendi is het soms een uitdaging om elkaar te vinden als het om de financiering gaat. Sarah ziet dat het soms nog zoeken is, maar merkt wel op dat er een positieve ontwikkeling is. ‘Toen ik drie jaar geleden startte was het vooral nog wijzen naar de gemeente: “Er is een probleem, komen jullie maar over de brug.” Op zich ook niet gek vanuit de transitie. Maar we vroegen ons wel af: we leveren veel en kunnen we dat vanuit de Jeugdwet nog verklaren? Bijvoorbeeld bij een kind dat inderdaad een jeugdbegeleider nodig heeft om de dag op te starten op school. Een OZA kan dan uitkomst bieden. De uitvoerend medewerkers, de ouders, misschien ook leerplicht maken met elkaar een plan dat ouders en het kind helpen om op school te kunnen blijven. Samen kijken we daarna wat vanuit de Jeugdwet gefinancierd kan worden en wat vanuit onderwijs. En dan houd je soms nog een stuk over. Daar blijft het zoeken en afstemmen.’
‘Uiteindelijk hebben we hier samen met Profi Pendi toch een move in gemaakt. We zijn elkaar meer gaan aanspreken op elkaars verantwoordelijkheid. Natuurlijk blijft dat even zoeken. Want waar ligt de scheidslijn tussen zorg en onderwijs? Voor jeugdzorg is daarin een lerend effect belangrijk. Hoe leren we het kind om het straks wel zelf te doen? Dat is soms een lastig gesprek. Vooral omdat iedereen in de basis hetzelfde wil: het beste voor het kind. Het is logisch dat we soms nog naar elkaar kijken. Maar we helpen elkaar wel om het beter te doen. Het is werk in uitvoering.’ Jan vult daar nog op aan: ‘Minister Slob vraagt zich ook af of je daar als onderwijs of als gemeente een been voor moet uitzetten? Door te zoeken naar wat zijn goede OZA ’s, wat verstaan we in deze gemeente precies onder passend onderwijs en hoe ziet de route eruit naar inclusief onderwijs. Pas als je die vragen stelt, krijg je een beter gesprek, ook over hoe schuiven we met zorg en dus geld. Over die kostenverdeling merkt hij nog op dat met inclusief onderwijs ook de zorglasten intelligenter verdeeld gaan worden. ‘Omdat dan scherper wordt welke zorg direct onderwijsgerelateerd is’.
Inclusief onderwijs
De koers is duidelijk. De stip op de horizon is inclusief onderwijs. Volgens Jan is de zoektocht naar inclusief nog lang niet over en is het ook een maatschappelijke zoektocht. ‘Bij elke stap in de samenwerking die we ontwikkelen en die werkt lopen we ook tegen nieuwe uitdagingen aan. Hoeveel leerlingen kun je in de klas hebben met een OZA? Stel dat 20 van de 30 leerlingen individuele begeleiding nodig hebben op school. Wat is dan nog inclusief?’ Jan benadrukt dat het ook voor ouders wennen is. ‘Soms moet je als systeemwereld (lees: gemeente) zeggen: wij staan voor inclusief onderwijs. Wij willen graag dat het passend wordt op een gewone school. Wij willen dat uw kind in staat wordt gesteld met kinderen uit de buurt naar school te gaan. Dat is niet alleen een zoektocht voor ons als jeugdprofessionals en bestuurders, maar ook een maatschappelijke zoektocht. Wat verdienen de kinderen in Nederland?’
Tot slot merkt hij op: ‘We hebben echt onze weg moeten zoeken in die nieuwe werkelijkheid sinds de transitie. En we zijn er nog niet helemaal uit. Het is ook niet voor niets dat minister Slob opnieuw onderwijs en jeugdzorg aan het werk zet. Het veld is nog niet uitontwikkeld’. ‘Maar uiteindelijk willen we allemaal hetzelfde, het beste voor het kind’, benadrukt Sarah. Dan tikt de burgemeester op de deur. Tijd voor het volgende overleg. Voordat Jan en Sarah door de glazen pui verdwijnen zegt Jan vol energie: ‘Mijn opdracht is nog niet af. Zolang ik hier in Nieuwegein niet volmondig kan zeggen dat wij erin geslaagd zijn om de opdracht van passend onderwijs te realiseren, ben ik niet klaar.’
Wist je dat?
- Wist je dat: de gemeente jeugdplannen overlegt met het samenwerkingsverband? En dat het samenwerkingsverband het ondersteuningsplan deelt met de vijf gemeenten voor inspraak in een OOGO?
- Wist je dat: de Jeugdwet en de Wet passend onderwijs spiegelwetten zijn?
- Wist je dat: de gemeente Lopik, IJsselstein, Nieuwegein, Houten, Vijfheerenlanden partners van Profi Pendi zijn?
- Wist je dat: een OZA een OnderwijsZorgarrangement is, waarbij kind en ouders samen met onderwijs, jeugdhulp/ zorg samenwerken?
- Wist je dat: we in Lekstroom samen met de GGD, Leerplicht, gemeenten en de samenwerkingsverbanden een proces hebben afgesproken om kinderen die thuis zitten zo snel mogelijk een onderwijsplek te bieden?